+32 493 501 215 marcel@bodemengroen.eu
Selecteer een pagina

GLASGROENTEN JOB HIDDINK 22 NOV 2021 OM 15:30UUR

Gezonde aardbeien kweken zonder inzet van chemische gewasbescherming is mogelijk. Teler Jack Loonen uit het Noord-Brabantse Oosteind bewijst dat. Samen met adviseurs Theo van der Knaap en Marcel de Jong heeft hij gewerkt aan een weerbaar teeltsysteem. De aardbeienteler heeft de teelt nu zo goed in de vingers dat hij de laatste jaren het chemiegebruik tot een minimum heeft weten te beperken. Systeemdenken is een cruciale voorwaarde voor weerbaar telen. Loonen en zijn adviseurs benadrukken dat een teler tijd nodig heeft om de omschakeling te maken. Angst voor mislukken is een belangrijke belemmering.

Weerbaar telen is het creëren en behouden van een zo’n hoog mogelijke vitaliteit in de plant. De maatregelen zijn gericht op het teeltsysteem zo compleet mogelijk maken vanuit de natuur gezien. Gevolg is dat de plantgezondheid zo hoog is dat het geen voedselbron meer is voor ziekten en plagen.

‘Dat komt omdat er meer leven aanwezig is. Daardoor ontstaat een systeem dat vanuit de natuur gezien completer is’, zegt eigenaar Theo van der Knaap van Van der Knaap Ecoconsultancy.

Vitale planten

Maar hoe krijg je de planten vitaal? ‘Zaadbedrijven denken dat dat kan met veredeling. Maar een weerbaar gewas kun je niet inkruisen’, stelt aardbeienteler Jack Loonen uit het Noord-Brabantse Oosteind.

‘Je moet beetje bij beetje beginnen. Wij starten met de grond bij het vullen van de bakken. Daar voegen we hulpmiddelen aan toe om het bodemleven zo snel mogelijk op gang te helpen.’ De basis is kokospotgrond. Daar voegt de teler wormenhumus, compost, lavameel en leonardite, een bodemverbeteraar op basis van bruinkool, aan toe. Ook wordt er een restproduct van insectenkweek bij gedaan.

Gietwater ontsmetten

Verder wordt het gietwater ontsmet met een lavafilter, die het water op een natuurlijke manier behandeld. Daarnaast zijn in het watersysteem venturi’s en wervelgoten geplaatst. ‘Overal waar een waterstroom is, zit een venturi of een wervelgoot, zodat het water beweegt en weer de natuurlijke structuur krijgt’, zegt Loonen. ‘Ook voeden we elke week het bodemleven. We druppelen groene producten mee, wat dient als voeding voor nuttige schimmels en bacteriën.’

De aardbeienteler geeft een klein beetje kunstmest met het water mee. ‘Het bodemleven heeft dat niet nodig’, weet hij. ‘Schimmels en bacteriën doen het juist beter zonder kunstmest. Sinds dit jaar ben ik gezakt met de gift. Dat kunnen we in positieve zin aan de aardbeien zien. De vruchten groeien veel beter uit. Ik druppel nu met een EC-waarde van 1,4. Het drainwater dat terugkomt, is met een EC van 1,2 een stuk lager dan eerst. Dat betekent dat de plant de voeding beter opneemt.’

Door de genoemde maatregelen heeft Loonen de afgelopen twee jaar nauwelijks chemie meer nodig gehad om zijn gewas gezond te houden. Hij benadrukt dat hij dat niet had kunnen bereiken zonder het weerbaar telen. Chemische middelen heeft hij alleen nog achter de hand als laatste noodgreep.

Residuvrij telen

‘Mijn streven was om residuvrij aardbeien te telen’, zegt Loonen. ‘Ik ben negen jaar geleden overgestapt van aubergines naar aardbeien en ik schrok van de hoeveelheid gewasbescherming die op de aardbeien ging. Als ik dat van tevoren had geweten, was ik er niet aan begonnen’, stelt hij. ‘Dus dan moet er iets gebeuren. Maar je kunt niet zomaar stoppen met spuiten. Er moet wat tegenover staan.’

De eerste 2,5 jaar heeft de Brabander de aardbeien nog traditioneel geteeld met een combinatie van natuurlijke vijanden en chemie. ‘Toen kwam Theo langs, precies op het goede moment, want ik wilde van de chemie af. Ik zeg tegen hem: het maakt me niet uit wat het kost en hoelang het duurt, maar het mag niet mislukken. Hij gaf aan dat ik in mijn eigen tempo vooruit moest gaan’, licht hij toe.

‘Het eerste jaar dat ik de producten van Theo toepaste, deed ik ook nog chemie erbij. In het tweede jaar ging ik dat al uitstellen of niet gebruiken. Zo ben ik in het systeem gegroeid en het wordt steeds completer’, merkt de teler.

Noodgreep

‘Als ik chemie gebruik, dan is het echt een noodgreep’, vervolgt de teler. ‘Wanneer ik één middel gebruik, dan denk ik dat ik één ding bestrijd. Maar ik bestrijd nog veel meer. Daarom wil ik het zo lang mogelijk uitstellen. Het moet gewoon niet nodig zijn.’

Volgens Loonen zijn in de aardbeienteelt vooral meeldauw, wittevlieg, spint, trips, luizen en Phytophthora cactorum (stengelbasisrot) lastige ziekten en plagen. Dankzij het weerbare teeltsysteem pakt op zijn bedrijf een ziekte of plaag nooit grootschalig meer uit.

Goede omstandigheden

Van der Knaap: ‘Dat komt omdat de omstandigheden zo goed zijn dat de plant geen voedingsbron meer is voor ziekten en plagen.’

Volgens eigenaar Marcel de Jong van Bodem & Groen leeft de illusie bij telers dat met één bespuiting het probleem is verholpen. ‘Zo is meeldauw vaak op verschillende plekken aanwezig. Zolang het plaatselijk of in kleine hoeveelheden is, dan is het geen probleem. Maar meestal komt meeldauw weer terug en dan houd je het ook met chemie niet in de hand. Als je kijkt naar het teeltsysteem zoals bij Jack, dan kan er nog weleens een puntje in komen, maar dat blijft onder controle.’

Van der Knaap vult aan: ‘Het gaat om het systeem begrijpen. Met chemie kun je nooit op een harde, gefaseerde manier alleen meeldauw bestrijden. Je maakt altijd meer kapot. Het systeem wordt dan nog kaler en raakt verder uit balans. Je zet de deur open voor een grotere ziekte. Wanneer je dat signaal negeert, creëer je juist meer problemen.’

Meer leven in het systeem

Volgens Van der Knaap zit er ook nog een andere kant aan. ‘Als je een probleem op een zachte manier probeert op te lossen, dan kan het niet anders dat parallel daaraan positieve bijwerkingen zitten. Met zachte manieren doel ik op het toevoegen van biostimulanten, biodiversiteit of mineralen’, licht de adviseur toe. ‘Dan ontstaat er meer leven in het systeem. En meer leven is dichter bij de natuur.’

Loonen en zijn adviseurs benadrukken dat weerbaar telen een andere manier van denken vraagt bij kwekers. ‘Ik ontvang weleens een groep collega-telers en dan laat ik de producten zien die we toedienen. Meststoffen aan de ene kant, hulpmiddelen aan de andere kant. Dan vragen ze altijd welk product het beste is. Ze zouden het liefst alleen dát middel toedienen, want dat is het makkelijkst’, zegt hij.

Vanuit de bodem bekijken

‘Dat komt omdat ze het nog vanuit de gedachte van gewasbescherming bekijken, maar dat moet je niet doen’, vindt de aardbeienteler. ‘Bekijk het vanuit de bodem. Daar zit leven in. Daar moet je niet met gewasbescherming bij komen. Het spuiten is niet alleen op de bodem of het blad, maar je moet ook de nuttige bacteriën en schimmels die erop zitten intact houden. De natuur beschermt zichzelf. Ga je daar met chemie iets doen, dan haal je de natuur uit het evenwicht.’

De Jong merkt dat het pakket aan toevoegmiddelen een drempel is voor telers om over te stappen. ‘Of het nou in een groen kannetje zit of in een doos, het hoort bij het systeem. Maar het duurt een paar jaar voordat je een idee krijgt welk product wat doet.’ Van der Knaap onderbreekt: ‘Zelfs wij weten niet altijd wat een product doet. Het gaat om het totaalplaatje. Er is geen belangrijkste, maar ook geen onbelangrijkste.’

Telers moeten anders denken

Maar hoe komen telers zover dat ze anders gaan denken? Loonen: ‘Bij mij is het makkelijk. Ik doe het liefst al het werk zelf en daardoor ben ik altijd tussen het gewas. Dat kan door de kleinschaligheid van mijn bedrijf. Ik weet precies waar ik welk probleem kan vinden’, verklaart hij. ‘Als je 20 hectare aardbeien teelt, is het logisch dat je niet meer weet wat en waar zich iets afspeelt.’

Volgens Loonen worden bedrijven van zo’n omvang niet geleid door telers, maar door ondernemers. ‘Die willen alleen maar groter. In mijn ogen moeten we niet naar meer, maar naar nog beter.’ Van der Knaap voegt toe: ‘Hun manier van groter worden is zonder fundament. Groeien kan ook door te investeren in je fundament. De meeste telers van 10 tot 20 hectare hebben maar een kwart van het fundament dat Jack heeft.’

Chemie verbieden

Van der Knaap denkt dat chemie verbieden een effectieve manier is om telers te laten overschakelen. ‘Zodat het oude systeem spaak loopt en dat ze vanuit ellende wel moeten. Zolang chemie blijft, ben ik bang dat er weinig verandert. Telers laten zich vanuit gebrek aan kennis en misschien gemakzucht leiden door de angst om over te schakelen. De angst voor het mislukken van de teelt omdat er geen chemie meer is, moet groter zijn dan de angst om over te schakelen’, vindt hij.

‘Telers hebben ook tijd nodig om het nieuwe telen te implementeren’, vervolgt de adviseur. De beperking is in ieder geval niet de natuur. De Jong: ‘De natuur handelt veel sneller dan we denken en is vergevingsgezind. Elke stommiteit die wij maken, repareert de natuur.’

Niet bang voor plagen

Toch kan niet iedereen geloven dat weerbaar telen de oplossing is. Loonen: ‘Ik heb hier al eens een teler rondgeleid, die rustig tussen de stellingen op de grond ging zitten. Die vroeg aan mij: Jack, is er nog een plaag waar jij bang voor bent? Dat is gek, maar ik ben eigenlijk nergens meer bang voor. Daar keek hij van op, want hij had altijd wel wat problemen.’

Op de vraag over hoe ver Loonen is met weerbaar telen, antwoordt hij stellig: ‘Heel ver. Al zal er altijd nog wat aan gestuurd moeten worden om het nog te finetunen. Een geleidelijke overgang van traditioneel naar weerbaar telen is belangrijk’, geeft hij collega-telers mee. ‘Grote sprongen zijn niet de manier. Zorg dat je mensen erbij krijgt die je kunnen begeleiden, want alleen red je het niet. Als je je beperkingen kent, kom je een stuk verder.’